Het vliegtuig en de Landbouw
De allereerste vliegtuigen, die in het begin van de vorige eeuw het luchtruim kozen, waren in hoofdzaak gemaakt van hout. De bespanning van de vleugels bestond uit linnen- en katoendoek. Pas aan het begin van de '30-er jaren verschenen de eerste metalen vliegtuigen in het luchtruim. Op een enkele uitzondering na verdwenen hout en katoen uit de luchtvaartindustrie.
Je zou kunnen stellen, dat katoen de ontwikkeling van het vliegtuig mogelijk maakte. In de jaren '20 van diezelfde eeuw schoot het vliegtuig de katoenproductie in de zuidelijke staten van de VS te hulp. Rond 1924 kwamen in de Verenigde Staten de eerste meldingen van schade door de katoensnuitkever voor. Het beestje vrat zo snel om zich heen, dat steeds grotere oppervlakten aan katoen werden vernield. Eerder waren landbouwers in Zuid- en Midden Amerika al geroffen. Nu was de kever dus ook in grote aantallen de Rio Grande, de grensrivier tussen Mexico en de Verenigde Staten overgestoken.
Het bleek praktisch onmogelijk de kever op de uitgestrekte katoenvelden te bestrijden. Geschikte machines waren er nog niet en al zouden er duizenden mensen beschikbaar zijn, dan nog zou de tijd ontbreken om de kever onschadelijk te maken. De katoensnuitkever had slechts enkele dagen nodig om z'n vernietigende werk te doen.
|
Bronnen en Media
Dusting Days down South - Aeroplane Monthly
(tijdschrift in mediatheek) De Katoensnuitkever (Anthonomus grandis), in het Amerikaans Engels Cotton Boll Weevil, bracht vanaf 1920 grote schade toe aan de katoenplanten in de zuidelijke staten van de VS.
Nog steeds is de kever met name in de Verenigde Staten een serieuze bedreiging in de katoenteelt. In 1979 is daarom een groot "Boll Weevil Eradication Program" gestart om de kever uit te bannen. Ongeveer een derde deel van de hoeveelheid in de landbouw toegepaste insecticiden in de Verenigde Staten gaat naar de bestrijding van deze kever. De katoensnuitkever. Foto: US Agricultural Research Service. (Image Number K2742-6 Cotton Boll Weevil)
|
Het vliegtuig biedt uitkomst.....
Al in 1909 waren er in het Delta Laboratory in Tallulah, Louisiana, proeven gedaan met chemicaliën om schadelijke katoensnuitkever, die tot dan toe op de plantages in de zuidelijke staten van de VS op een beperkte schaal katoenstruiken aantastte, het hoofd te bieden. Dat het vliegtuig een belangrijke rol zou krijgen in de bestrijding van de kever, werd op 31 augustus 1921 aangetoond. Luchtvaartpionier Lt. John A. Macready bouwde een eenvoudige strooier boven op de romp van zijn Curtiss JN-6H 'Jenny'. Met een kleine hoeveelheid lood arsenicum in de strooier steeg hij op van een vliegstrip bij Dayton, Ohio. Zijn doel was een stuk bos, dat was aangetast door de Catalpa sphinx mot. Enkele dagen later bleek, dat al het ongedierte was gedood. Een andere belangrijke stap in het gebruik van het vliegtuig in de land- en bosbouw was in 1922 gezet, toen een wetenschapper van het Delta Laboratory, Dr. Bert Coad, de federale regering in Washington wist te overtuigen van het belang van de toepassing van het sproeien van chemicaliën en insecticides vanuit de lucht. De regering stelde geld voor nader onderzoek en experimenten beschikbaar. Zelfs de Army Air Service, de voorganger van de United States Air Force, de Amerikaanse luchtmacht, leverde vliegtuigen. De Huff-Haland Aero Company begon haar vliegactiviteiten in het begin van 1924, eerst in Macon, Georgia, maar al spoedig vanuit Monroe, Louisiana. Een vloot van maar liefst 18 crop dusters bediende de katoentelers voor een bedrag van 7 dollar per acre. In dat bedrag werd het terrein maar liefst 5 maal door het vliegtuig 'besproeid' Zo werden ook de perzikboomgaarden bediend, evenals de uitgestrekte moerassen van Louisiana ter bestrijding van steekmuggen. |
De eerste vliegtuigen, de Jenny's bleken niet erg geschikt en werden spoedig vervangen door de DeHavilland 4-B's, die in grote aantallen beschikbaar waren, evenals een grote groep vliegers, die de toestellen tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden gevlogen.
|
In Nieuw-Zeeland wordt nog op relatief grote schaal gebruik gemaakt van vliegtuigen voor land- en bosbouwdoeleinden. Deze DeHavilland Tiger Moth was jarenlang in gebruik bij James Aviation Ltd. Een Tiger Moth van Ossie James is bewaard gebleven in het Te Papa Tongarewa, het Nationale Museum van Nieuw-Zeeland in Wellington. Gossie James gebruikte de Tiger Moth van eind 1949 tot 1956, hoofdzakelijk in het stroomgebied van de Waikato, North Auckland en het gebied rondom Rotorua en Taupo. ZK-AJO maakte in die jaren 6000 vlieguren, waarin 55000 ton aan kunstmest en zaaigoed werd uitgestrooid.
Opdrachten Katoen in de Verenigde Staten van Amerika.
1. Maak een kaart in NG MapMaker Interactive, waarop het verspreidingsgebied van de katoenteelt in de Verenigde Staten wordt getoond. Gebruik daarbij de meest recente informatie.
2. Maak een kaart in NG MapMaker Interactive, waarop het verspreidingsgebied van de katoenteelt in de Verenigde Staten rond het jaar 1930 wordt getoond. Gebruik daarbij de zelfde kaartschaal als bij 1.