De dieren van de mammoetsteppe
Nederland ten tijde van de laatste ijstijd, het Weichselien, een licht glooiende kale boomloze vlakte, doorsneden door rivieren, die vanuit het zuidoosten hun water afvoeren. Ook al bereikt het landijs nu ons land niet, het is er ijzig koud. Alleen in de korte zomermaanden komen er planten tot bloei. Desondanks biedt de vlakte een leefgebied voor dieren én mensen.
In 'De Ijstijd' op de vijfde verdieping van het Naturalis Biodiversitiy Center in Leiden reis je terug in de tijd en zie je hoe het Nederlandse landschap er in de laatste ijstijd eruit zou hebben kunnen gezien en welke dieren je er gezien zou kunnen hebben. Ook op andere plaatsen in Nederland, zoals het OerMuseum (Diever), Natuurmuseum Ameland (Nes), het Ijstijdenmuseum (Buitenpost) kun je ze zien...
In 'De Ijstijd' op de vijfde verdieping van het Naturalis Biodiversitiy Center in Leiden reis je terug in de tijd en zie je hoe het Nederlandse landschap er in de laatste ijstijd eruit zou hebben kunnen gezien en welke dieren je er gezien zou kunnen hebben. Ook op andere plaatsen in Nederland, zoals het OerMuseum (Diever), Natuurmuseum Ameland (Nes), het Ijstijdenmuseum (Buitenpost) kun je ze zien...
Wolharige mammoet
(Mammuthus primigenius) Door de dikke, isolerende vacht, dikke vetlagen, kleine oren en een korte staart was de wolharige mammoet goed aangepast aan het klimaat van de mammoetsteppe. Zijn voedsel bestond uit grassen en planten, die hij met behulp van de grote slagtanden eventueel ook van onder de sneeuw en het ijs vandaan kon halen.
De wolharige mammoet stierf aan het eind van het Pleistoceen uit, zeer waarschijnlijk doordat de grasvlakten plaats maakten voor bossen. |
Boven: Mammoet met jong in het OerMuseum, Diever. (RDV4426).
Onderzoekers van de University of Alaska in Fairbanks, vermoeden dat de groei van bossen het leefgebied van de grazers drastisch heeft beïnvloed. In de bossen was immers minder voedsel voor deze dieren en de bomen maakten het moeilijker om grote afstanden af te leggen op zoek naar gras.
Uit (isotopen)onderzoek van een in Alaska gevonden slagtand van een wolharige mammoet, wordt duidelijk, dat het dier in zijn leven een grote afstand aflegde. De mammoet, die ongeveer 28 jaar oud werd, legde naar schatting 70.000 kilometer af in zijn leefgebied in Alaska.
Detailopname van een in de lengte gespleten slagtand. De tand werd in het Alaska Stable Isotope Facility onderzocht. De blauwe kleuring is aangebracht om de groei van de tand beter te kunnen bestuderen. De aangroei van een nieuwe laag ivoor is vergelijkbaar met de jaarringen van bomen en biedt een chronologisch inzicht in het leven van het dier. Door de in het ivoor onderzochte elementen zuurstof en strontium kon een reconstructie van de door het dier bezochte gebieden in Alaska worden gemaakt. Foto: J.R. Ancheta, gepubliceerd op BBC Science & Environment, 12 augustus 2021. Kijk hier voor het BBC artikel.
Hierboven: Kies van een jonge mammoet. Museum De Roode Toren, Doesburg. (RDV2814). Op de foto hiernaast het dijbeen van van een mammoet, dat in 1992-1993 op het strand van Ameland werd gevonden. Volgens de informatie van het Natuurmuseum is het waarschijnlijk afkomstig uit de Noordzeebodem op zo'n 20 kilometer ten noorden van Ameland. (RDV8924).
|
Wolharige neushoorn
(Coelodonta antiquitatis) De wolharige neushoorns trok alleen of in een kleine groepen over de mammoetsteppe. Opvallend was de grote naar voren staande hoorn op de neus. De hoorn moet een geducht wapen zijn geweest tegen andere neushoorns en roofdieren. De neushoorns, die van circa 500.000 jaar geleden tot aan het eind van het Pleistoceen in de bij tijden barre klimaten wisten te overleven, stierven uit. Naast klimaatverandering is mogelijk ook de menselijke jacht een reden geweest waarom de wolharige neushoorn verdween.
|
Wolharige neushoorn (RDV9917).
Muskusos
(Ovibos moschatus)
(Ovibos moschatus)
Boven: Muskusos op de tentoonstelling 'Doggerland', Rijksmuseum van Oudheden, Leiden. (RDV6386) en onder als onderdeel van 'Schatten van Doggerland' in het Natuurmuseum Fryslân. (RDV9932).
Steppewisent
(Bison priscus) De steppewisent was ongeveer 40 centimeter groter dan de huidige Europese wisent (Bison bonasus) en de Amerikaanse bison. Ook was hij een stuk hariger. De grote borstwervels, waaraan spieren van de nek en de kop waren gehecht, veroorzaakten de bult op de rug. De grote hoorns, die soms wel 120 centimeter breed waren, hielden roofdieren op afstand.
Aan het eind van het Pleistoceen is de steppewisent uitgestorven, mogelijk als gevolg van klimaatverandering, mogelijk als gevolg van jacht door de mens. |
Steppewisenten zochten in enorme kuddes naar boompjes, struikjes, mos en gras.
|
Rechts: Deze beeltenis van een steppewisent is uitgesneden uit een rendiergewei, was onderdeel van een speerwerper en dateert uit het Magdalien, 20.000 tot 15.000 jaar geleden. Het stuk werd gevonden in de Dordogne. Foto gemaakt in het Ijstijdenmuseum, Buitenpost. (RDV4029).
Onder: Schedel van een steppewisent, 'Ameland in de Ijstijd', Natuurmuseum Ameland. (RDV8923).
|
Links op de foto het skelet van een reuzenhert met rechts achter het skelet van een mammoet. Onderdeel van de tentoonsteling 'De Ijstijd' in Naturalis, Leiden. (VRS0676).
Rendier
(Rangifer tarandus) In kleine groepen trokken rendieren gedurende het hele jaar rond over de mammoetsteppe. Tegen de tijd dat bloemen en planten in bloei kwamen, voegden de vele groepjes zich samen tot enorme kuddes van vele duizenden dieren. Ze trokken volgens vaste routes naar gebieden met voedsel. Rendieren waren perfect aangepast aan koude omstandigheden. Hun dikke vacht met holle haren hield hen warm en met hun brede hoeven zakten ze niet gemakkelijk weg in de drassige mammoetsteppe.
|
Het rendier (Rangifer tarandus) had een schouderhoogte van circa 80 tot 150 cm en voedde zich met mossen en grassen. Ijstijdjagers volgden de rendieren, want ze konden hun vlees, vacht, botten en gewei goed gebruiken. Dit dier maakte deel uit van 'Doggerland' in het Rijksmuseum van Oudheden in bruikleen van Naturalis, Leiden. (RDV6390).
Holenbeer
(Ursus spelaeus) De Ursus spelaeus was een grote berensoort, de grootste die ooit in Europa leefde en ongeveer drie keer zoveel wogen als de hedendaagse Europese bruine beer. Staande op hun achterpoten, konden ze tot 3,5 meter hoog reiken. Op de foto hiernaast het skelet van een holenbeer, zoals deze te zien is in Naturalis, Leiden. Onlangs zijn in het Russische poolgebied overblijfselen van een holenbeer gevonden. Het is voor het eerst dat er resten zijn gevonden van een volwassen exemplaar met het karkas en weefsel nog intact. Zie het artikel op nos.nl.
|
De holenbeer at weinig vlees, maar vooral bessen, vruchten, noten en gras. In de winter hield hij een winterslaap in een hol of een grot. In sommige prehistorische grotten zijn krassen gevonden, die de beren met hun klauwen in de wand maakten om hun nagels te scherpen.
Links: De schedel van een holenbeer. (RDV4002). Hoektand van een holenbeer (RDV4008). Beide foto's gemaakt in het Ijstijdenmuseum in Buitenpost. De foto van het complete skelet werd in Naturalis gemaakt. (VRS0681).
Model van de kop van een holenbeer op ware grootte, te zien op de tentoonstelling 'Schatten van Doggerland' in Natuurmuseum Fryslân. Opvallend is, dat het voorhoofd een bijna rechte hoek met de neus maakt. De kop is in bruikleen gegeven door Remie Bakker, Manimal Works. (RDV9843).
Grottenhyena
(Crocuta crocuta spelaea) Grottenhyena’s leefden zowel van de jacht als van aas. In groepen jaagden ze op behoorlijke grote zoogdieren. Hun grote sterke kiezen waren in staat de grote botten van mammoeten en neushoorns te breken en fijn te malen om zo bij het voedzame merg te komen.
Aan het eind van het Pleistoceen is de grottenhyena uitgestorven. Rechts: In het diorama 'De Ijstijd' vallen grottenhyena's een steppewisent aan. (VRS0622).
|
Onderkaak van een grottenhyena, gevonden door Willy van Wingerden in het opgespoten Noordzeezand van de Maasvlakte 2. Ouderdom: 300.000 - 40.000 jaar. Tentoongesteld en in 'Doggerland', Rijksmuseum van Oudheden, zomer 2021. (RDV6413).
De uitgestorven grottenhyena leek op hedendaagse hyena, maar was groter. Hij sleepte zijn prooi vaak naar een hol of grot. Hij was een stuk groter dan de Afrikaanse hyena's van nu. Hij beet met gemak botten in tweeën en at ook veel bot op. Door de botresten werden hyenakeutels al van zichzelf heel hard, waardoor ze gemakkelijk fossiliseerden en bewaard bleven. Deze worden coprolieten genoemd. Veel opgeviste botten van dieren uit Doggerland laten knaagsporen van hyena's zien.
Een grottenhyena, 'Ameland in de Ijstijd', Natuurmuseum Ameland (RDV8950).
Sabeltandkat
(Homotherium latidens)
(Homotherium latidens)
De uitgestorven sabeltandkat kwam ooit voor in Europa en Azië en was een forse katachtige met grote hoektanden en een korte staart. Hij was echter geen soepele sluiper, zoals andere katten: hij liep een beetje als een beer. Het is daarom aan te nemen, dat hij wachtte tot hij zijn prooi in een hinderlaag liep, in plaats van erachteraan te rennen. Met zijn sterke poten kon hij een jonge mammoet of neushoorn, gemakkelijk tegen de grond krijgen.
Dit model van een sabeltandkat (op ware grootte) maakt deel uit van 'Schatten van Doggerland' in het Natuurmuseum Fryslân en is in bruikleen gegeven door Remie Bakker, Manimal Works. (RDV9847).
Grottenleeuw
(Panthera spelaea) Grottenleeuwen (ook wel holenleeuwen genoemd) trokken in kleine familiegroepen over de mammoetsteppe. Daar jaagden ze op de grote kuddes rendieren, paarden en steppewisenten. Deze werden gedood door ze te verstikken of in de hals te bijten. De hoektanden van grottenleeuwen waren kort en hadden een bloedgeul. Daarmee konden ze hun prooi tegelijk stevig vasthouden en laten doodbloeden.
De grottenleeuw was aanzienlijk groter, wel zo'n 10%, en sterker gebouwd dan de huidige Afrikaanse leeuwen. Mannetjes en vrouwtjes leken sterk op elkaar: mannetjes hadden namelijk ook geen manen. De naam grottenleeuw, slaat niet zozeer op de leefwijze, maar op plaatsen, waar de resten van het dier werden gevonden: in grotten in de Ardennen en de Alpen. |
Scheenbeen van een grottenleeuw. Oermuseum, Diever. (RDV4431).
|
Andere dieren van de mammoetsteppe
Naast deze dieren, kwamen er op de mammoetsteppe tal van andere soorten voor als de wolf (Canis lupus), Siesel, (Spermophilus titellus, een soort grondeekhoorn), marmot (Marmota marmota), veelvraat (Gulo gulo) en vogels als zwarte kraaien (Corvus Corone), zeearend (Haliaeetus albicilla), brandgans (Branta leucopsis) en grauwe gans (Anser anser).
|
De Sneeuwuil (Bubo scandiacus) is een grote uil. Het mannetje is wit, terwijl de vrouwtjes wit met bruine strepen en vlekken zijn. De sneeuwuil komt nog steeds voor in Noord-Europa, Noord-Azië en Noord-Amerika. Een sneeuwuil kan goed tegen de kou: Hij heeft veren tot op zijn klauwen en onder zijn dekveren zit een soort ondergoed van dons. Hij kan zijn kop helemaal ronddraaien om alles in de gaten te houden. Als hij iets ziet of voor bewegen, slaat hij zijn grote vleugels uit, vliegt razendsnel op zijn prooi af en grijpt die beet met zijn krachtige klauwen.
Twee van de in de wateren van de mammoetsteppe voorkomende vissoorten waren de snoek (Esox lucius) en de zalm (Salmo salar). De snoek voelde zich goed thuis in zowel zoet als brak water, mits maar voldoende planten zijn om zich te kunnen verschuilen. De snoek kon (en kan) tot 1,5 meter groot worden. Opvallend is uitstekende onderkaak en de geelgroene kleur. De snoek komt nog steeds voor in de gematigde streken van Europa, Azië en Noord-Amerika.
Ook de zalm, onderaan de foto, komt nog steeds voor in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en de grote rivieren. In de paartijd zwemmen de zalmen vanuit de zee tegen de stroom van rivieren in. Deze twee modellen (op ware grootte) maken deel uit van de tentoonstelling 'Schatten van Doggerland', Natuurmuseum Fryslân, zijn in bruikleen van Naturalis Biodiversity Center, Leiden. (RDV9855).
Ook de zalm, onderaan de foto, komt nog steeds voor in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en de grote rivieren. In de paartijd zwemmen de zalmen vanuit de zee tegen de stroom van rivieren in. Deze twee modellen (op ware grootte) maken deel uit van de tentoonstelling 'Schatten van Doggerland', Natuurmuseum Fryslân, zijn in bruikleen van Naturalis Biodiversity Center, Leiden. (RDV9855).
Dieren van de mammoetsteppe. Foto van tekening in Museum De Roode Toren, Doesburg. (RDV2831). Deze tekening komt ook voor op de website 'Geologie van Nederland', in de beschrijving van het Laat-Pleistoceen. Die tekening is gemaakt door Erik-Jan Bosch van Naturalis.
Bronnen en Media
'Tusk reveals woolly mammoth's massive lifetime mileage', Paul Rincon, BBC Science & Environment, 13 Augustus 2021.