De dieren van de mammoetsteppe
In 'De Ijstijd' op de vijfde verdieping van het Naturalis Biodiversitiy Center in Leiden reis je terug in de tijd en zie je Nederland ten tijde van de laatste ijstijd, het Weichselien. Het landijs heeft in deze ijstijd ons land niet bereikt, maar het is er ijzig koud.
Wolharige mammoet
(Mammuthus primigenius) Door de dikke, isolerende vacht, dikke vetlagen, kleine oren en een korte staart was de wolharige mammoet goed aangepast aan het klimaat van de mammoetsteppe. Zijn voedsel bestond uit planten, die hij met behulp van de grote slagtanden eventueel ook van onder de sneeuw en het ijs vandaan kon halen.
De wolharige mammoet stierf aan het eind van het Pleistoceen uit. |
Wolharige neushoorn
(Coelodonta antiquitatis) De wolharige neushoorns trok alleen of in een kleine groepen over de mammoetsteppe. Opvallend was de grote naar voren staande hoorn op de neus. De hoorn moet een geducht wapen zijn geweest tegen andere neushoorns en roofdieren. De neushoorns, die van circa 500.000 jaar geleden tot aan het eind van het Pleistoceen in de bij tijden barre klimaten wisten te overleven, stierven uit. Naast klimaatverandering is mogelijk ook de menselijke jacht een reden geweest waarom de wolharige neushoorn verdween.
|
Steppewisent
(Bison priscus) De steppewisent was groter dan de huidige Europese wisent en de Amerikaanse bison. De grote borstwervels, waaraan spieren van de nek en de kop waren gehecht, veroorzaakten de bult op de rug. De grote hoorns hielden roofdieren op afstand.
Aan het eind van het Pleistoceen is de steppewisent uitgestorven, mogelijk als gevolg van klimaatverandering, mogelijk als gevolg van jacht door de mens. |
Holen beer
(Ursus spelaeus) De Ursus spelaeus was een grote berensoort, die ongeveer drie keer zoveel wogen als de hedendaagse Europese bruine beer. Staande op hun achterpoten, konden ze tot 3,5 meter hoog reiken. Op de foto hiernaast het skelet van een holenbeer, zoals deze tezien is in Naturalis, Leiden. Onlangs zijn in het Russische poolgebied overblijfselen van een holenbeer gevonden. Het is voor het eerst dat er resten zijn gevonden van een volwassen exemplaar met het karkas en weefsel nog intact. Zie het artikel op nos.nl.
|
Grottenhyena
(Crocuta crocuta spelaea) Grottenhyena’s leefden zowel van de jacht als van aas. In groepen jaagden ze op behoorlijke grote zoogdieren. Hun grote sterke kiezen waren in staat de grote botten van mammoeten en neushoorns te breken en fijn te malen om zo bij het voedzame merg te komen.
Aan het eind van het Pleistoceen is de grottenhyena uitgestorven. |
Grottenleeuw
(Panthera spelaea) Grottenleeuwen trokken in kleine familiegroepen over de mammoetsteppe. Daar jaagden ze op de grote kuddes rendieren, paarden en steppewisenten. De krottenleeuw was aanzienlijk groter dan de huidige Afrikaanse leeuwen. Mannetjes en vrouwtjes leken sterk op elkaar: mannetjes hadden namelijk ook geen manen.
De naam grottenleeuw, slaat niet zozeer op de leefwijze, maar op plaatsen, waar de resten van het dier werden gevonden: in grotten in de Ardennen en de Alpen. |
Naast deze dieren kwamen er op de mammoetsteppe tal van andere soorten voor als de wolf (Canis lupus), Siesel, Spermophilus titellus, een soort grondeekhoorn), marmot (Marmota marmota), veelvraat (Gulo gulo) en vogels als zwarte kraaien (Corvus Corone), zeearend (Haliaeetus albicilla), brandgans (Branta leucopsis) en grauwe gans (Anser anser).