Nederlandse landschappen
Het Nederlandse landschap kan worden onderverdeeld in een zestal hoofdlandschappen:
Zeekleilandschap
Zowel het zuidwestelijk- als het noordwestelijk zeekleigebied zijn eeuwenlang onderdeel geweest van een dynamisch landschap. Niet alleen het dagelijkse ritme van eb en vloed, maar ook stormen vormden deze gebieden.
Duinlandschap
Langs grote delen van onze westkust treffen we duinen aan. Het door de zee aangevoerde zand waaide door de wind op tot op plaatsen hoge en brede duinen. In het verleden zijn oude duinen afgegraven tot iets boven het grondwaterpeil. Er ontstond zo een bodem, die zeer geschikt was voor akkerbouw en dan met name de teelt van bloembollen.
Zandlandschap
Gedurende het Pleistoceen zorgden landijs, rivieren en wind voor afzettingen van zand en keileem. Op deze afzettingen zijn de hoger gelegen delen van Nederland te vinden.
Löss- en krijt landschap
Löss is een fijnkorrelig, door de wind meegevoerde sediment. Het is doorgaans rijk aan kalk en wordt vooral aangetroffen in het zuiden van Nederland. Op de terrassen van de Maas zijn dikke lösslagen afgezet.
Rivierkleilandschap
In het mondingsgebied van de Rijn, de Maas en de Schelde vestigden mensen zich op de natuurlijk gevormde oeverwallen. Hier waren de bodems zeer vruchtbaar.
Veenlandschap
Het veenlandschap kan in twee soorten worden opgedeeld: het hoogveenlandschap en het laagveenlandschap.