Polders en Droogmakerijen
Polder
Een polder is een door waterkeringen omgeven gebied, waarvan de waterstand kunstmatig geregeld kan worden. De waterstand binnen de polder is hierdoor lager dan in het omliggende gebied. Polders worden in het algemeen doorkruist door watergangen. Voor de waterhuishouding is het noodzakelijk dat de sloten goed door kunnen stromen. Een polder is een waterstaatkundige eenheid, dat wil zeggen dat het geen verbinding heeft met het buitenwater behalve via kunstwerken. Een poldermolen, gemaal (soms meerdere) of spuisluis regelt het polderpeil; Omgekeerd en indien nodig, kan via inlaten water worden binnen gelaten. Een polder is omgeven door een of meer waterkering(en). In delen van een polder kan een hoger peil worden gehanteerd. Dit wordt geregeld met behulp van stuwen. |
In grote delen van Laag-Nederland ligt het grondwaterpeil tot vlak onder het maaiveld. Het waterschap probeert door bemaling landbouwgrond bruikbaar te houden. Het grondwaterpeil in deze polder in de Poppendammer Weeren (ten noorden van Amsterdam) ligt op slechts 20 centimeter onder het maaiveld. Boeren kunnen hier eigenlijk nauwelijks zware machines gebruiken.
Droogmakerij
Een droogmakerij is een bemalen gebied (polder) dat van oorsprong een meer, een ander groot open water of drasland was. Een droogmakerij is nagenoeg volledig naar menselijk inzicht ingericht en is daarom een goed voorbeeld van een cultuurlandschap.
De oudste droogmakerijen dateren van de eerste helft van de zestiende eeuw. Het betreft in die tijd kleine meertjes in Noord-Holland die experimenteel worden drooggelegd met behulp van molens. De oudst bekende schriftelijke vermelding van het gebruik van een windmolen voor de waterbeheersing stamt uit 1407 en betreft een molen nabij Alkmaar. De eerst bekende droogmakerij stamt uit 1533: het 35 ha grote Achtermeer, gelegen ten zuiden van Alkmaar. In de periode 1562- 1564 wordt het Egmondermeer en het Bergermeer droog gemalen.
De eerste grote droogmakerij, de Zijpe, valt aan het einde van de zestiende eeuw droog. Bekender zijn echter de zeventiende-eeuwse en latere droogmakerijen, waarvan de Beemster (1608-1612) de eerste belangrijke was. Deze polder staat sinds 1999 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Lange tijd was een tekort aan landbouwgrond de belangrijkste reden voor het droogmaken van meren en plassen, met name in het westen van Nederland. In de loop der jaren en vooral na de Tweede Wereldoorlog werd het gewonnen land gebruikt voor stadsuitbreiding. De grote droogmakerijen van de 20e eeuw, in Flevoland en in de kop van Noord-Holland, hebben naast een landbouwfunctie ook een woonfunctie (als ontlasting van de drukke Randstad) en een natuur- en recreatiefunctie. Bij de regelmatig oplaaiende discussie over het alsnog inpolderen van het Markermeer tot de Markerwaard speelt landbouw nauwelijks nog een rol en gaat het hoofdzakelijk om woon-, natuur- en recreatiefuncties. Er bestonden plannen voor de bouw van een nieuwe nationale luchthaven, ter vervanging van Schiphol. Naar huidig inzicht zal deze luchthaven voorlopig Nederlands mainport voor het luchtverkeer blijven en wordt de luchthaven van Lelystad uitgebouwd ten behoeve van de charter- en zakelijke luchtvaart.
Een droogmakerij is een bemalen gebied (polder) dat van oorsprong een meer, een ander groot open water of drasland was. Een droogmakerij is nagenoeg volledig naar menselijk inzicht ingericht en is daarom een goed voorbeeld van een cultuurlandschap.
De oudste droogmakerijen dateren van de eerste helft van de zestiende eeuw. Het betreft in die tijd kleine meertjes in Noord-Holland die experimenteel worden drooggelegd met behulp van molens. De oudst bekende schriftelijke vermelding van het gebruik van een windmolen voor de waterbeheersing stamt uit 1407 en betreft een molen nabij Alkmaar. De eerst bekende droogmakerij stamt uit 1533: het 35 ha grote Achtermeer, gelegen ten zuiden van Alkmaar. In de periode 1562- 1564 wordt het Egmondermeer en het Bergermeer droog gemalen.
De eerste grote droogmakerij, de Zijpe, valt aan het einde van de zestiende eeuw droog. Bekender zijn echter de zeventiende-eeuwse en latere droogmakerijen, waarvan de Beemster (1608-1612) de eerste belangrijke was. Deze polder staat sinds 1999 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Lange tijd was een tekort aan landbouwgrond de belangrijkste reden voor het droogmaken van meren en plassen, met name in het westen van Nederland. In de loop der jaren en vooral na de Tweede Wereldoorlog werd het gewonnen land gebruikt voor stadsuitbreiding. De grote droogmakerijen van de 20e eeuw, in Flevoland en in de kop van Noord-Holland, hebben naast een landbouwfunctie ook een woonfunctie (als ontlasting van de drukke Randstad) en een natuur- en recreatiefunctie. Bij de regelmatig oplaaiende discussie over het alsnog inpolderen van het Markermeer tot de Markerwaard speelt landbouw nauwelijks nog een rol en gaat het hoofdzakelijk om woon-, natuur- en recreatiefuncties. Er bestonden plannen voor de bouw van een nieuwe nationale luchthaven, ter vervanging van Schiphol. Naar huidig inzicht zal deze luchthaven voorlopig Nederlands mainport voor het luchtverkeer blijven en wordt de luchthaven van Lelystad uitgebouwd ten behoeve van de charter- en zakelijke luchtvaart.
Stoomgemaal De Cruquius.
Ondanks de vroege interesse van hoogleraren in stoom, doken stoommachines in het Nederlandse landschap pas op na 1800, toen een nieuwe generatie beroepsingenieurs de waterproblematiek te lijf ging. Kroon op hun werk was het droogleggen van de Haarlemmermeer in 1852 met de grootste stoommachines ter wereld: de gemalen De Lijnden, De Leeghwater en De Cruquius. Ruim een eeuw moeizame planvorming en aanhoudende watersnood kwam zo ten einde. Foto van een tekening van De Cruquius gemaakt in Rijksmuseum Boerhave. |
Kijk voor meer over dit bijzondere gemaal op de website van Museum De Cruquius.