R&M Geologisch Monument Mûnein
Vlakbij het dorp Mûnein (Molenend) vind je een bijzonder geologisch monument: Scandinavië in Fryslân.... De 'landkaart' van Noorwegen, Zweden en Finland is gevormd door zwerfstenen afkomstig uit die landen. Ze stenen zijn gevonden binnen een straal van ongeveer 2 kilometer van het monument door (amateur)geoloog Jan Faber uit Gytsjerk tijdens de ruilverkaveling, die tussen 1979 en 1999 in het gebied werd uitgevoerd. Hij determineerde een groot deel van de ongeveer 10.000 stenen die in het monument zijn gebruikt. Stenen waarvan de herkomstgebieden bekend zijn, liggen dan ook op de juiste plaats op de landkaart van het monument.
Links: Het Geologisch Monument Mûnein/Bouwepet aan de Halligen in Mûnein, gefotografeerd op 19 november 2021, kijkend vanuit het zuidwesten. Foto: Hans Dijkstra. Daarnaast een luchtfoto met de naaste omgeving van het monument, met daarbij de parkeerplaats en de toegang tot het natuurgebied Bouwe Pet . Foto: Google Earth.
|
Ten noordoosten van Leeuwarden en het water van de Grote Wielen liggen de Trynwâlden. Op de zandrug, hoger gelegen dan het omliggende veengebied, zijn, lang na het landijs verdween, de dorpen Aldtsjerk, Oentsjerk, Readtsjerk, Gytsjerk en Mûnein, op het 'Eiland Trynwâlden' ontstaan. In de voorlaatste ijstijd, de Saale-Ijstijd (of Saalien) was het gebied van de Trynwâlden bedekt met een dik pak landijs, dat langzaam vanuit het hoge noorden naar het zuiden schoof. In het landijs werd werden keien en ander puin meegevoerd. Van een deel van de keien is het exacte herkomstgebied (in Scandinavië) bekend. Faber heeft deze zogenaamde 'gidsgesteenten' gebruikt in zijn monument gebruikt. Zijn de meeste hier gevonden stenen in het Saalien afgezet, het is goed mogelijk, dat (een deel) van de keien en het puin dateert uit de tijd voor deze ijstijd. De gevonden keien uit het Saalien waren vaak relatief dicht onder het maaiveld gelegen en vrij hoekig van vorm, de eerder afgezette stenen, zoals in het Elsterien, zijn kleiner en meer afgerond en zijn meestal veel verder onder het maaiveld gelegen, soms wel tot 25 meter diep. Het Elsterien was de ijstijd voor het Salien. In de laatste ijstijd, het Weichselien, bereikte het landijs onze contreien niet.
Het 'Eiland Trynwâlden' in het omliggende lager gelegen land. Kaart: Actueel Hoogtebestand Nederland op arcgisonline.nl/hoogteviewer/AHN4.
|
Uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland, AHN4, met geselecteerde lagen: AHN4 DTM Blauw/Groen/Oranje in dynamische opmaak, 50% transparant met AHN4 DSM Hillshade.
|
Een bijzondere landkaart
Voor zijn 'landkaart' heeft Jan Faber gebruik gemaakt van zo'n 10.000 keien, die bij de ruilverkavelingswerkzaamheden in het gebied van de Bouwe Pet aan het licht kwamen. Alle keien zijn zijn vervolgens onderzocht op hun herkomst. Voor zover het herkomstgebied in Scandinavië bepaald kon worden, heeft Faber de keien op de kaart geplaatst, waar ze oorspronkelijk vandaan zijn gekomen.
Een flink deel, zo'n 40% van de aangetroffen keien hadden hun oorsprong in het Finse scherengebied, waaronder de Ålandeilanden. Op de foto hieronder, gemaakt in het Ijstijdenmuseum in Buitenpost, zie je een voorbeeld van een rapakiviporfier uit Åland. Het overgrote deel van de keien in het monument is afkomstig uit Midden- en Zuid-Zweden. Met name keien uit de Dalarna zijn goed in Friesland vertegenwoordigd en dan vooral in de omgeving van Drachten.
A. Siljangraniet heeft duidelijke grenzen tussen de verschillende mineralen. De grijze, onregelmatig hoekige kwartskorrels zijn gelijkmatig over het gesteente verdeeld, evenals de kleine hoekige en felrode veldspaten. Deze kleur is kenmerkend voor het graniet uit Dalarna en lijkt buiten het gebied zeldzaam te zijn. Rond enkele kleine rode veldspaatjes bevindt zich een witachtige plagioklaasring. Dit is kenmerkend voor dit graniet. Het zwarte mineraal is biotiet.
B. Garberg-graniet is nauw verwant aan het Siljangraniet, omdat ze allebei uit hetzelfde magma zijn ontstaan. Ook bij deze steen is de volle rode kleur opvallend. In de rode grondmassa bevinden zich een aantal kaliveldspaatjes, die in grootte verschillen. Enkele van de grootste zijn omgeven door een zwakke ring van plagioklaas. Hierdoor lijkt dit graniet veel op een porfierachtige rapakivi. Voorts zichtbaar is een aantal lichtgekleurde plagioklaaskorrels, een aantal zwarte aggregaten/biotietkorrels en verspreide grijze kwartskorrels. Deze zijn vergroeid met de rode veldspaat van de grondmassa. C. Deze Hedenporfier komt uit het westen van Dalarna. De roodbruine massa met een violette ondertoon lijkt compact, maar is licht korrelig onder het vergrootglas. In de grondmassa zijn we twee soorten veldspaat te herkennen, namelijk. roodachtig gele kaliveldspaten met vaak inspringende hoeken (tweelingveldspaat) en een veel kleiner aantal witte plagioklaaskorrels, die over het algemeen kleiner zijn dan de kaliveldspaten. De zwarte mineralen in de grondmassa bestaan voornamelijk uit biotiet. D. Deze eerstelingrijke veldspaatporfier is hier als zwerfsteen vrij zeldzaam. Dalarna kent een aantal verschillende eerstelingrijke porfieren zonder of met zeer weinig kwarts. Door de rode kleur van de grondmassa, het gebrek aan kwarts en het grote aantal veelal rechthoekige veldspaatjes lijken de porfieren van de verschillende gesteenten erg op elkaar. In dit voorbeeld liggen in de vrijwel dichte grondmassa een groot aantal meest rechthoekige veldspaten. De witte of lichtrode exemplaren zijn kaliveldspaten. Een aantal hiervan is roodachtig gekleurd door scheuren, die gevuld zijn met mineraal uit de rode grondmassa. De witte en witgroene veldspaat zijn plagioklazen. Kwartskorrels komen niet voor. De zwarte mineralen bestaan uit biotiet (min of meer rond) en hoornblende (langwerpig). Binnen de groep eerstelingrijke porfieren vertoont dit voorbeeld een grote gelijkenis met de Kåtillaporfier. E. Bredvad-porfier heeft een baksteenrode grondmassa zonder kwartseerstelingen. In deze grondmassa bevinden zich kleine lichtrode kaliveldspaatjes, die door het kleine kleurverschil soms nauwelijks van de grondmassa zijn te onderscheiden. De lichtgele plagioklazen zijn gemakkelijker te herkennen. Donkere mineralen komen nauwelijks voor. Deze porfier stond lange tijd bekend als Åsen-porfier. De naam Bredvadporfier werd eerder alleen voor het hoofdtype gebruikt. F (Zwarte Rännas) en G (Loka-Risberg) zijn twee voorbeelden van Ignimbrieten afkomstig uit Dalarna en worden meestal genoemd met de algemene naam 'ignimbriet van Dalarna', zo mogelijk gevolgd door de naam van de locatie, waar het is aangetroffen. De ignimbrieten uit Dalarna hebben enkele gemeenschappelijke kenmerken: de grondmassa wordt door geologen als 'fluïdaal' aangeduid, hetgeen betekent, dat er vloeilijnen zichtbaar zijn. De kleur varieert van zwartviolet tot bruin/roodachtig. Verder bevatten de stenen roze/lichtbruine hoekige kaliveldspaten (tot 7 mm) en witte of groenige plagioklazen. Soms ontbreken deze. Meestal zijn er geen kwartskorrels aanwezig. De verschijningsvorm van de 'vlammen' verschilt per type. Soms komt kwarts voor in deze 'vlammen'. Donkere mineralen komen er weinig in voor. Sommige stenen bevatten fragmenten van een vreemd gesteente, xenolieten.
H. Idre kwartsporfier. In de donkerbruine grondmassa van dit porfier bevinden zich naast een aantal rode kaliveldspaten ook kleine, grijze, ronde kwartskorrels. Plagioklaas en donkere mineralen zijn niet met het blote oog waar te nemen. De (bijna) afwezigheid van plagioklaas en donkere mineralen lijkt eigenlijk alleen voor te komen in bepaalde gesteenten uit Dalarna. Deze porfier is afkomstig uit het Idre-gebied in Noordwest-Dalarna. Ze zijn in Nederland zeer zeldzaam. I. In deze Grönklitt-porfiriet* uit het gebied ten noordwesten van het Siljanmeer, bevinden zich in de bruinachtige grondmassa een groot aantal licht roodgele en witgele, vaak rechthoekige veldspaatjes van plagioklaas. De onopvallende kleine plekjes bestaan voornamelijk uit biotiet en hoornblende. De grote groene epidootvlekken in deze steen zijn een opvallend verschijnsel. Deze vlekken zijn vrij typerend voor de Grönklitt-porfirieten. * de ouderwetse benaming porfiriet wordt tegenwoordig alleen nog gebruikt voor de eigennaam van enkele gidsgesteenten. In de geologie spreekt men niet langer van porfiriet, maar van daciet of andesiet. Rapakivigraniet, Kenniscentrum EXPO Hondsrug, Borger (VRS0348 en VRS0266).
Meer over ijstijden en gerelateerde onderwerpen:
De heuvels van Gaasterland in R&M Gaasterland |
De zwerfstenen in de bodem van de Trynwâlden zijn met het landijs meegekomen uit Scandinavië. De globale ligging van de herkomstgebieden is op de foto van het Geologische Monument in Mûnein gelegd. De foto werd gemaakt door Hans Dijkstra, Mûnein. Op de kaart hieronder zijn deze gebieden beter zichtbaar. De annotatie is gelijk aan die op de bovenstaande foto. Foto van kaart in het Ijstijdenmuseum, Buitenpost (VRS3704).
In de collectie van het Ijstijdenmuseum Buitenpost bevinden zich onder andere deze 9 verschillende Ålandporfieren en granieten.
A. Een 'normale' Ålandrapakivi. Het grote aantal veldspatten met de grijze plagioklaasringen zijn duidelijk op het snijvlak te zien.
B. Een bruine Ålandrapakivi met donkere plagioklaasringen. De grafische vergroeiingen van kwarts en veldspaat zijn goed te zien. C. Een Ålandrapakivi type met roodachtige plagioklaasringen en vlekken. Een iets minder vaak voorkomend type. D. Ålandrapakivi-graniet, gevormd uit hetzelfde magma als dat van rapakivi. Er zijn een groot aantal variëteiten, waarvan hier een voorbeeld: dit type heeft eigenlijk een samenstelling die lijkt op die van de rapakivi, alleen de 'ogen' met de plagioklaasringen ontbreken. Net als de rapakivi's komen we in Friesland ook het rapakivi-graniet regelmatig tegen als 'verdwaalde' steen. E. Pyterliet. In het algemeen worden twee soorten rapakivi onderscheiden: de eerste heeft plagioklaasringen (zoals in de stenen A, B en C). Bij de tweede soort ontbreken deze plagioklaasringen. Ze zijn vervangen door ronde tot zeshoekige kwartskorrels, die als zelfstandige korrels een ring rond de grote veldspaat vormen. Dit worden pyterlieten genoemd. De kleur van de kaliveldspaat is rood (bij andere soorten meer geelrood). De kwartskorrels zijn donkergrijs. Het rode mineraal is plagioklaas. Bij sommige stenen vormt dit soms een ring rond de veldspaat. Het zwarte mineraal is biotiet. Deze steen is waarschijnlijk afkomstig van een rots op de Åland-eilanden, maar pyterlieten komen ook op het Finse vasteland voor. F. Deze Hagagraniet is eigenlijk een fijnkorrelige pyterliet, zoals die op Åland voorkomt. De kleur is geelrood, vergelijkbaar met een grove steen uit de omgeving van het eiland Kökar. De donkere hoekige kwartskorrels bevinden zich ook hier rond kaliveldspaat, in tegenstelling tot pyterliet.
Zwarte biotiet komt nauwelijks voor. Bij dit type zien we ook enige geelwitte plagioklaas. Dit mineraal ontbreekt soms ook. Naast dit geelrode type bestaat er ook een voller rood type, met een kleur lijkend op de pyterliet E. G. Deze Ålandkwartsporfier, afkomstig van de Hammarudda landtong, valt op door de grote lichtrode kaliveldspaatjes in een fijnkorrelige grondmassa. Met het blote oog is al te zien dat deze veldspaatjes niet egaal gekleurd zijn, maar dat er een groot aantal insluitsels in zitten. Met een vergrootglas is duidelijk zichtbaar dat deze bestaan uit een groot aantal parallelle vlekken en aders van plagioklaas. Rond de veldspaat zien we duidelijk een dunne rode plagioklaasring. De donkergrijze kwartsen zijn over het algemeen rond. Velen zijn kapot. In een aantal zien we vlekken en 'wormen' van de rode grondmassa. De donkere mineralen zijn hoornblende en biotiet. Omdat de grondmassa niet helemaal dicht is, maar we wel de individuele mineralen waaruit deze is samengesteld nog kunnen zien, hebben we eigenlijk te maken met een granieten porfier. De algemene naam is echter 'porfier'. H. Het Ålandkwartsporfier, mogelijk ook afkomstig van Hammarudda. De steen is fijner van structuur, maar vertoon veel overeenkomsten met G. Deze porfieren komen ook voor met een donkerdere bodemmassa en met rodere veldspaat. Ålandkwartsporfieren worden hier regelmatig in Friesland aangetroffen.
I. Prick graniet is een soort die voorkomt op het Finse vasteland en op de Åland-eilanden. 'Prick' is het Zweedse woord voor vlek. Het graniet bestaat uit een fijnkorrelige grondmassa van roodachtige veldspaat en een grote hoeveelheid zeer kleine, licht- en donkergrijze kwartskorrels, die vergroeid zijn met de veldspaat. Deze zijn alleen zichtbaar met een vergrootglas. Ålandrapakivi porfier is een rood gesteente met witte ringen van meestal een centimeter in doorsnede. Deze ringen zijn door verwering ontstaan. Het zijn eigenlijk plagioklaaskristallen, die om alkaliveldspaat zijn gegroeid. het Kenniscentrum EXPO Hondsrug in Borger (VRS0244). De steen dateert uit het Pre-Cambrium en is zo'n 1600 miljoen jaar oud. |
Bronnen en media
Het Eiland Trynwâlden, Jan Faber, Stichting Cultureel Erfgoed Trynwâlden,
Gytsjerk, 2008 (in GeoGraphixs mediatheek) |