Stoommachine en Spoorwegen
de kracht van stoom
Extra informatie, bronnen en opdrachten bij §1
De uitvinding van de stoommachine is zonder twijfel één van de motoren geweest voor de start van de industriële revolutie. Voor het eerst in de geschiedenis werd het mogelijk arbeidskracht toe te passen, werktuigen en machines aan te drijven, waar voor die tijd met spierkracht van mens en dier of met watermolens en windmolens moest worden gewerkt. De stoomlocomotief is één van de meest bekende toepassingen van de stoommachine.
Al aan het einde van de 17e eeuw waren er enkele experimentele stoommachines gebouwd, waaronder de stoomwaterpomp van Thomas Savery. Hij had een installatie gebouwd om met behulp van stoomkracht water uit mijngangen te pompen. In 1705 bouwden Thomas Newcomen en John Cally een verbeterde stoommachine, maar het zou nog tot 1764 duren, voordat de stoommachine een meer algemene toepassing kon vinden. Aan de basis lagen de innovaties en verbeteringen, zoals die door de Schotse ingenieur en uitvinder James Watt (1736-1819) werden ontwikkeld. Twee andere grote namen zijn George Stephenson en zijn zoon Robert Stephenson. Zij bouwden in 1829 de eerste stoomlocomotief. Deze 'Rocket' was de eerste praktisch toepasbare locomotief, want de stoomlocomotief, die de Engelsman Richard Trevithick in 1804 bouwde voor gebruik op de reeds bestaande paardentramsporen was veel te zwaar en werd bovendien geplaagd door vele kinderziekten. Al snel ziet men in Engeland de kracht van stoom in en gaat de ontwikkeling heel snel. In de Midlands, in steden als Manchester en Birmingham, maar ook daarbuiten, rijzen door stoomkracht aangedreven fabrieken en spinnerijen als paddenstoelen uit de grond. Dat geldt ook voor de spoorwegen. Op het tegelplateau op het station van Pickering (Yorkshire) is het spoorwegnet rond het begin van de 20ste eeuw aangebracht. Bijna elk dorp van enige betekenis was door het spoor verbonden met een (haven)stad.
Detailfoto van het spoorwegnet van de North Eastern Railway.
De verbinding van steden en dorpen door spoorwegen had niet alleen een groot effect op de ontwikkeling van industrieën, maar ook op die van de landbouw en de visserij.
Voor de komst van de spoorweg was het voor een vissersplaats als Mallaig aan de Schotse westkust alleen mogelijk de gevangen vis lokaal te verwerken en te verkopen. Met de treinverbinding kon de vis naar de grote steden Glasgow en Edinburgh worden getransporteerd. Toen eenmaal ook het gekoeld transport op gang kwam, werd de afzetmarkt alleen maar groter. Dat gold ook voor bijvoorbeeld de landbouwproducten uit Zuid-west Engeland. Verse zuivelproducten uit Devon of Cornwall vonden nu hun weg naar winkels in Londen. Foto rechts: In goed geïsoleerde wagons kon verse vis over een veel grotere afstand worden vervoerd. Vishandelaren uit Newport (Zuid-Wales) konden daardoor hun vis zelfs in steden als Birmingham en Londen verkopen.
|
Vervoer per spoor, met een paard als 'locomotief'. Foto van informatiepaneel gemaakt in Goathland, op het station van de North Yorkshire Moors Railway (NYMR).
Een replica van de Rocket uit 1829 is tentoongesteld in het National Railway Museum in York, Engeland.
Een tegeltableau, zoals dat op de stations van de North Eastern Railway was aangebracht. Het toont het dichte spoorwegnet in dit deel van het land. Dit tableau is bewaard gebleven op het station van Pickering.
|
In gekoelde spoorwagons konden aan bederf onderhevige landbouwproducten over grotere afstanden vervoerd worden. Zo werd de afzetmarkt voor akkerbouw en zuivelproducten enorm vergroot. De ontwikkeling van conserveringstechniek droeg eveneens bij tot de vergroting van het afzetgebied. Op de foto een gekoelde melktankwagon van de United Dairies. De wagon is tentoongesteld in het National Railway Museum in York.
Ook Nederland kende een relatief dicht spoorwegnet. Dat gold ook voor een provincie als Fryslân. Naast het hoofdspoorwegnet, met daarbij de spoorlijn Leeuwarden-Zwolle als belangrijkste, waren er lijnen van Leeuwarden naar Groningen, Harlingen en Stavoren. Voor Harlingen betekende de spoorweg een belangrijke schakel tussen de haven en het achterland. De spoorweg van Leeuwarden naar Stavoren werd over het water voortgezet naar Enkhuizen. De wagons en rijtuigen werden op een speciaal aangepast schip vervoerd.
Naast dit spoorwegnet bestond er nog een met van 'lichte' spoor- en tramwegen. Enkele stations van de NFLS zijn bewaard gebleven en gerestaureerd, zoals hier het stationsgebouw van Marrum-Westernijkerk. Hier is de 'Pannenkoektrein' een nieuwe toeristische attractie.
|
Een tekening van de 'spoorpont' van de dienst Stavoren-Enkhuizen. Bron: debinnenvaart.nl (geen copyright informatie).
Bronnen en media
Een tweetal boeken over de Noord-Friesche Lokaal Spoorwegmaatschappij. Beide boeken zijn in de GeoGraphixs mediatheek aanwezig.
|
Het stationsgebouw van Marrum-Westernijkerk stond model voor het station van 'Harrekrammele' van Machiel Braaksma.