Esdorp
Nederzettingen in Nederland
In het Hunebedcentrum in Borger is in een viertal diorama's de ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van het Drents Plateau en de beekdalen in beeld gebracht. Bij deze 4 diorama's is een beschrijving gemaakt. Deze beschrijving kun je als basis gebruiken bij het uitwerken van de opdrachten op school. In het Hunebedcentrum zelf, is de informatie bij de diorama's gepresenteerd.
1. Het Drents Plateau na de Hunebedden I - Wonen tussen de akkers, 500 jaar voor begin jaartelling.
Na 3000 jaar landbouw waren grote delen van het Drentse Oerbos verdwenen, maar het land was nog steeds woest en heel dun bevolkt. Er woonden in de Ijzertijd, tussen 800 jaar voor en het begin van de jaartelling, misschien slechts 5000 mensen in heel Drenthe.
Na 3000 jaar landbouw waren grote delen van het Drentse Oerbos verdwenen, maar het land was nog steeds woest en heel dun bevolkt. Er woonden in de Ijzertijd, tussen 800 jaar voor en het begin van de jaartelling, misschien slechts 5000 mensen in heel Drenthe.
Oorspronkelijk zochten alle Drentse beken kronkelend hun weg door de moerassige dalen. Aan de rand van dit beekdal liggen 2 hunebedden (zichtbaar links van het midden van de linker foto), die ten tijde van deze nederzetting al honderden jaren oud waren.
Drenthe lag bezaaid met moerassen en kleine meertjes, meest ‘pingo-ruïnes’, die aan het eind van de laatste ijstijd waren ontstaan. Deze pingo-ruïnes hadden een bijzondere betekenis voor de bewoners, die er offers brachten.
Een akkercomplex uit de Ijzertijd (de raatakkers, ook wel 'netakkers' of 'celtic fields' genoemd) bestond uit tientallen veldjes van zo’n 35x35 meter, met een walletje erom heen. Een deel van de akkers lag braak, op andere werden graan en peulvruchten verbouwd. De boerderijen stonden tussen de akkers in. Het boerengezin en het vee leefde onder één dak. In de stal stonden zo'n 10 kleine koeien. Tussen de boerderijen en de akkers lagen grote grafheuvels uit de Bronstijd. De boeren wisten, dat dit de graven van hun voorouders waren. Zij begroeven de urnen van hun eigen doden daar in de buurt.
2. Het Drents Plateau na de Hunebedden II - Een vroeg Drents dorp 1000 jaar na begin jaartelling
Tussen 500 en 700 jaar na het begin van onze jaartelling lijkt Drenthe bijna ontvolkt te zijn geweest. Pas na 700 nam de omvang van de bevolking weer toe. Net als in de tijd van de hunebedbouwers werden de randen van het bos op het Drents Plateau gekapt om er akkers aan te leggen en nederzettingen te bouwen. Veel dorpen liggen nog op de zelfde plaats als toen. Waarschijnlijk waren alle hunebedden in deze tijd nog onaangeroerd.
Grote delen van (Hoog)-Drenthe waren na de Romeinse tijd weer bedekt met loofbos. In de loop van de Middeleeuwen zou het grootste deel daarvan verdwijnen en plaats maken voor heide. |
Op een enkele uitzondering na liggen de middeleeuwse dorpen niet op de zelfde plaats als de prehistorische nederzettingen. De bewoners zochten wel dezelfde kwaliteiten uit de omgeving op: hoog en droog, niet te ver van water en een vruchtbare bodem.
In het landschap waren de eeuwenoude patronen en soms de wallen van de raatakkers uit de Ijzertijd, nog goed zichtbaar.
Ook veel grafheuvels en urnenvelden bleven nog lang intact, maar een aanzienlijkdeel werd geruimd om plaats te maken voor akkerbouwgrond. |
3. Het Drents Plateau na de Hunebedden III - Drents Esdorp 1750
In de loop van de Middeleeuwen waren de Drentse dorpjes wel gegroeid, maar de meesten bleven klein, bovendien had het platteland gedurende de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) veel te lijden van rondtrekkende legers. Drenthe bleef een geïsoleerde streek.
In de 18e eeuw werden veel keien uit Drenthe weggehaald voor het versterken van de dijken aan de Nederlandse kust. Een fors aantal hunebedden werden hiervoor gesloopt. De moerassige beekdalen werden door sloten ontwaterd en geschikt gemaakt als weiland. De beek zelf bleef een bevaarbaar, kronkelend watertje. |
Rond de dorpen hadden de boeren hun akkers aangelegd, de essen, die ze met een mengsel van plaggen en schapenkeutels bemestten. Iedere boer had verschillende lange stroken op de es. Op de heide staken de boeren plaggen en weidden ze schaapskuddes. Op een aantal plaatsen waren nog grafheuvels vage sporen van de raatakkers te zien.
Op de zandgronden leefden in de 18e eeuw de meeste mensen van de opbrengst van hun boerderijen, waar ze een gemengd bedrijf – akkerbouw en veeteelt- uitoefenden.
Op de zandgronden leefden in de 18e eeuw de meeste mensen van de opbrengst van hun boerderijen, waar ze een gemengd bedrijf – akkerbouw en veeteelt- uitoefenden.
4. Het Drents Plateau na de Hunebedden IV - Naar een nieuwe tijd, 1920
In de 20ste eeuw veranderde het Drentse landschap in een hoog tempo van aanzien. De grote hoogveenmoerassen in het oosten, westen en midden van de provincie waren al grotendeels ontwaterd en afgegraven. Nu werden ook de heidevelden ontgonnen; wegen werden aangelegd en verhard, dorpen breidden zich uit. Toch blijven vandaag de dag sporen van het vroege landschap te herkennen.
De meeste Drentse beken zijn gekanaliseerd en hebben hun kronkels verloren. De hunebedden werden beschermd en gerestaureerd.
De oude akkergronden, de essen, verloren bij ruilverkaveling na de Tweede Wereldoorlog, hun typische strookverkaveling. De percelen werden geschikt gemaakt voor het bewerken door grote machines, zo werd ook de waterhuishouding verbeterd.
De grote heidevelden waren door ontginning sterk terug gedrongen. Een deel werd omgezet in akkerland, een ander deel bebouwd en (vooral op de Hondsrug) werden grote stukken heide beplant met (naald)bos.
Verharde wegen, tramlijnen en spoorwegen verbond het Drentse platteland met de grotere plaatsen en steden, binnen en buiten de provincie. Na de Tweede Wereldoorlog werden bijna alle regionale railverbindingen vervangen door busvervoer. Veel Drentse dorpen hielden nog lang hun argrarische karakter, de inwoners kregen andere beroepen en er werden nieuwe huizen en wijken bijgebouwd, niet alleen voor de eigen bevolking, maar ook voor mensen van buiten de provincie. Recreatie en toerisme werd een steeds belangrijker bron van inkomsten
De meeste Drentse beken zijn gekanaliseerd en hebben hun kronkels verloren. De hunebedden werden beschermd en gerestaureerd.
De oude akkergronden, de essen, verloren bij ruilverkaveling na de Tweede Wereldoorlog, hun typische strookverkaveling. De percelen werden geschikt gemaakt voor het bewerken door grote machines, zo werd ook de waterhuishouding verbeterd.
De grote heidevelden waren door ontginning sterk terug gedrongen. Een deel werd omgezet in akkerland, een ander deel bebouwd en (vooral op de Hondsrug) werden grote stukken heide beplant met (naald)bos.
Verharde wegen, tramlijnen en spoorwegen verbond het Drentse platteland met de grotere plaatsen en steden, binnen en buiten de provincie. Na de Tweede Wereldoorlog werden bijna alle regionale railverbindingen vervangen door busvervoer. Veel Drentse dorpen hielden nog lang hun argrarische karakter, de inwoners kregen andere beroepen en er werden nieuwe huizen en wijken bijgebouwd, niet alleen voor de eigen bevolking, maar ook voor mensen van buiten de provincie. Recreatie en toerisme werd een steeds belangrijker bron van inkomsten
Roelof Schuiling (1854 - 1936)
Binnen de herstelde contouren van het oude schooltje uit 18 16 staat het gedenkteken in de vorm van een lessenaar, dat gewijd is aan de in Annen geboren en getogen aardrijkskundige Roelof Schuiling. Hij is de onbetwiste grondlegger van de Nederlandse schoolaardrijkskunde. Met het monument wil de historische vereniging Annen haar oude dorpsgenoot eren.
Als schooljongen viel Schuiling al op door zijn begaafdheid en kennishonger. De boerenzoon doorliep een glanzende carrière die werd afgesloten met een opmerkelijke staat van dienst. Het grootste deel van zijn leven bracht hij door in Deventer als leraar aan de Rijkskweekschool en het hoger- en middelbaar onderwijs. Passend in de tijdgeest van de 19e eeuw, geloofde hij in de vooruitgang die zich toen manifesteerde door weergaloze ontwikkelingen in wetenschap en techniek. De opbloei van de aardwetenschappen volgde hij op de voet om deze vervolgens te verwerken in zijn vele handboeken en atlassen. Bovenal was hij een begaafd en inspirerend docent. Zijn leslokaal vormde een venster op de snel veranderende wereld en een kweekvijver voor toekomstige geografen. Schuilings belangstelling ging vooral uit naar de 'natuurkundige aardrijkskunde'. |
Van Schuiling is de gevleugelde uitspraak: "...de aard van de bodem is de diepst liggende oorzaak van het verschillend voorkomen der afzonderlijke delen van ons vaderland...". Hoewel deze lijfspreuk ook kritiek uitlokte, legde Schuiling evenals de latere Groningse hoogleraar Hendrik Jacob Keuning, de basis voor de indeling van de Nederlandse cultuurlandschappen. Van de vele schoolplaten van deze landschappen, die hij door bekende kunstenaars liet schilderen stond, voor de eerste van deze reeks -een esch in Drenthe - zijn geboortedorp Annen model. (DSCN3587).
Grote bekendheid verwierf Schuilings model van een esdorp, dat in veel schoolboeken werd opgenomen. Ook in zijn handboeken en schoolplaten krijgt het esdorp veel aandacht. Zo raakten de kinderen in het lager onderwijs al vroeg vertrouwd met het koren op de es, de krans van akkermaalshout en het groenland langs de slingerende beek. Meerdere generaties latere geografen lieten zich inspireren door Schuiling. Er is er geen nederzettingstype in ons land dat zoveel aandacht kreeg in het historisch geografisch onderzoek. (DSCN3590).
Media en Bronnen
Titelfoto en overige foto's: In een viertal maquettes in het Hunebedcentrum van Borger wordt de ontwikkelingsgeschiedenis van een (Drents) esdorp in beeld gebracht.