GeoGraphixs
  • Start
    • Start English
    • Start Frysk
  • Geo Nieuws
  • GeoRef
  • Basic GeoGraphixs
    • Basic GeoGraphixs EN
  • Advanced GeoGraphixs
    • Advanced GeoGraphixs EN
  • Classroom
  • TopoGraphixs

Van de Bergen naar de Zee

Hier vind je aantekeningen, extra informatie en links bij dit hoofdstuk. Onderaan de pagina staat de glossary met de bij dit hoofdstuk behorende Engelstalige begrippen. Voor leerlingen in het VWO is bestudering van de Engelstalige begrippen en termen wenselijk. Ook leerlingen in andere niveau's kunnen daar uiteraard gebruik van maken.


Aantekeningen:


1.  Bij alm, alp, boomgrens, hoogtegordel, loofboom- en naaldboomgordel, rotsgordel:

Bij het bepalen van de boomgrens, het gebied waar nog wel en waar geen bomen meer willen groeien, is de temperatuur veelal de onderscheidende of bepalende factor. Een naaldboom is beter bestand tegen lagere temperaturen dan een loofboom.
Er zijn ook andere factoren zoals bijvoorbeeld vochtigheid (van lucht en bodem), zoutgehalte (in lucht en bodem), maar ook windkracht is van invloed.

In het algemeen kun je stellen, dat naarmate je hoger in het gebergte komt, de temperatuur afneemt en daardoor ook de begroeiing zal verminderen. De in de onderstaande tabel gehanteerde hoogten zijn bij benadering.
boven 3000 meter
2500 - 3500 meter
2000 - 2500 meter
1000 - 2000 meter
tot 1000 meter
eeuwige sneeuw
rotsgordel
bergweide (alm en alp*)
naaldboomgordel
loofboomgordel
Foto
* Het verschil tussen een alm en een alp is, dat een bergweide boven de boomgrens een alp wordt genoemd.

2. Bij evaporatie, transpiratie en evapotranspiratie:

Evaporatie: het proces waarbij een vloeistof overgaat in gasvormige toestand (verdamping). In de klimatologie wordt er de overgang van water in vloeibare fase aan of boven het aardoppervlak naar gasvormige fase (damp in de atmosfeer) mee bedoeld. Bij metingen is het vaak moeilijk te onderscheiden van transpiratie.


Transpiratie: de verdamping van waterdamp uit vegetatie. Planten nemen het water in vloeibare vorm op via de wortels en verliezen water in gasvormige toestand langs de huidmondjes (stomata) in de bladeren.

Evapotranspiratie = evaporatie + transpiratie



3. Bij verwering en erosie.

Verwering van gesteente is het natuurlijke proces waarbij dit materiaal verandert als gevolg van invloeden van weer en klimaat, zogeheten exogene krachten. Het gesteente breekt in stukken (mechanische verwering) of lost op of verandert anderszins (chemische verwering). Het verschil met erosie is dat bij verwering het gesteente niet verplaatst wordt maar slechts afgebroken.

De vorming van grotten is een bekend proces van verwering. Kalksteen kan langzaam oplossen onder invloed van regen- of grondwater. Door verwering komen mineralen uit de gesteenten vrij voor opname in biotische processen.
Verwering kan op drie manieren plaatsvinden: chemische, fysische en organogene (planten en dieren) verwering. 


Bij fysische verwering, ook wel mechanische verwering genoemd, wordt het gesteente opgebroken, maar de mineraalsamenstelling van de losse stukken blijft gelijk aan die van het gesteente.

Manieren van fysische verwering:

  • Door vorstverwering, het uitzetten en weer inkrimpen van water bij temperatuursverschillen, vooral bij stollen en weer smelten, kunnen kleine breuken in het gesteente steeds groter worden, totdat het gesteente in stukken breekt.
  • Door het afnemen van de druk doordat materiaal bovenop het gesteente weg-erodeert, kan het op gaan breken.
  • Door grote warmteverschillen zullen gesteentes uitzetten en weer inkrimpen. In een woestijn, waar het verschil tussen dag en nacht temperatuur groot is, is dit het meest voorkomende verweringsproces.
  • Door de druk van plantenwortels die met hun groei de steen opendrukken. Organogene of biologische verwering, zoals dit heet, wordt soms apart onderscheiden. (Zie ook hieronder).
  • Door zoutdrukverwering
Doordat veel kleine brokken steen samen een groter oppervlak hebben dan een groot stuk, zal door mechanische verwering chemische verwering gemakkelijker worden. Meer oppervlak betekent meer contactvlakken waar chemische reacties plaats kunnen vinden.

Bij chemische verwering worden de mineralen in een gesteente afgebroken door chemische reacties. Hoe sterk een mineraal gevoelig is voor chemische verwering hangt af van hoe stabiel het is aan het oppervlak. Mineralen die op grotere diepte gevormd worden zullen minder stabiel zijn (ze zijn verder verwijderd van de omstandigheden waarbij ze zijn gevormd) en dus sneller verweren. 


Organogene verwering, ofwel biologische verwering is het gevolg van de werking van planten en dieren. 
Voorbeelden zijn :
*      plantenwortels die gesteenten uit elkaar drukken.

*      bacteriën en andere organismen, die in of op het gesteente leven werken in op de chemische samenstelling van gesteente.



4. Bij Gletsjer:
Een gletsjer (glacier in het Engels) is een ijsmassa die gevormd wordt op land en dik en groot genoeg is om bergafwaarts te stromen. Gletsjers, inclusief de Antarctische en Groenlandse ijskap, bedekken circa 15 miljoen km² aardoppervlak en bevatten 29 miljoen km³ ijs, ongeveer 87% van alle zoet water op aarde. Ze oefenen door hun enorme gewicht en sterke slijpende werking grote invloed op het land eronder uit. 

Een gletsjer wordt gevormd wanneer dikke sneeuwlagen door hun eigen gewicht aan de onderkant tot ijs worden verdicht. Dat gaat in fasen. Sneeuw wordt eerst omgezet tot firn, een korrelige ijsmassa die gevormd wordt doordat sneeuwkristallen onder de toenemende druk van de bovenliggende lagen van vorm veranderen en zich herordenen. Onder invloed van sijpelend smeltwater kan dit proces sneller plaatsvinden. Later, en dus dieper in het firnveld, vormt firn door de toenemende druk wit gletsjerijs. Tenslotte wordt het verdicht tot blauw gletsjerijs. Het ijs wordt door de enorme druk plastisch en kan onder invloed van de zwaartekracht langzaam bergafwaarts gaan bewegen. 
De snelheid waarmee gletsjers aan het ijsoppervlak bewegen varieert van enkele meters per jaar tot bijna 30 meter per dag (Jakobshavn Isbræ op Groenland). De snelheid van gletsjers is niet constant door het jaar heen, maar doorgaans kleiner in de zomer dan in de winter. Tijdens de wintermaanden worden onder de winterdeken de hoge smeltverliezen van de zomermaanden met gletsjerijs - vanuit het firnveld - aangevuld.
Foto
Geschat wordt dat de Tasman Gletsjer uiteindelijk zal verdwijnen en dat het Tasman Meer (op de foto hiernaast) een maximale grootte zal bereiken in 10 tot 19 jaar tijd. In 2008 was het Tasman Meer 7 kilometer lang, 2 kilometer breed en 245m diep.
Tasman Glacier - New Zealand

De Tasman Glacier is met z'n 29 kilometer lengte veruit de grootste gletsjer in de Nieuw - Zeelandse Alpen. 
Op een hoogte van zo'n 2800 meter onder de top van de Aoraki (Mount Cook) hoopt sneeuw en ijs zich op in het kilometers brede firnbekken. De sneeuw- en ijslag is hier ongeveer 600 meter dik.
De bovenloop bestaat uit met sneeuw bedekte rotsen. Het onderste deel van de gletsjer bestaat uit rotsen. Aan het eind van de gletsjer is het Tasman Meer. Het water van de gletsjer, samen met die van de Hooker en Mueller gletsjers komt in een brede vallei in de Tasman Rivier en stroomt naar het zuiden in het Pukaki Meer. Uiteindelijk mondt het via de Waitaki Rivier uit in de Stille Oceaan ten noorden van Oamaru.
De gletsjer trekt zich ongeveer 180 meter per jaar gemiddeld sinds de jaren 1990 terug. Tegenwoordig is het tussen de 477m en 822m per jaar. 
Foto
De tong van de Tasman Gletsjer.

Case Study: New Zealand Alps - Glaciers of the Tweedsmuir Provincial Park