Gletsjer Woordenboek
In het Gletsjer woordenboek vind je alle begrippen nader uitgelegd.
Ablatie(-zone)(-gebied)
Het lagere deel van de gletsjer waar het volume van het ijs afneemt ten gevolge van afsmelting en verdamping. In ieder geval is de afname van de sneeuw- en ijsmassa groter dan dat er nieuwe sneeuw valt en/of vanuit de accumulatiezone van de gletsjer wordt aangevuld. In het Engels wordt deze zone névé genoemd. De naam névé wordt ook gegeven aan deels gesmolten en samengepakte (recent) gevallen sneeuw.
|
Accumulatie(-zone)(-gebied)
Het hogere deel van de gletsjer waar het volume van sneeuw en ijs toeneemt ten gevolge van sneeuwval. Dit accumulatiedeel van de gletsjer wordt gescheiden van het ablatiegebied door de (denkbeeldige) evenwichtslijn.
Balansratio
De balansratio is de netto jaarlijkse verandering van de sneeuwmassa op het oppervlak van de gletsjer. Over het algemeen is dit de massa van de gevallen sneeuw min de massa van de weggesmolten sneeuw. Daar waar accumulatie groter is dan ablatie, spreekt men van het accumulatiegebied (balansratio is positief), waar (accumulatie kleiner is dan de ablatie (balansratio is negatief), dan is sprake van het ablatiegebied.
Bergschrund
Een scheur in het gletsjerijs, die ontstaat wanneer het bewegend deel van ijs loskomt van niet-bewegend ijs.
Een aanverwante term is 'Randkluft': wanneer het gletsjerijs in contact is met een rotswand, kan dit ijs door de hogere temperatuur (van de door de zon verwarmde rots) smelten, waardoor er ruimte ('een scheur') ontstaat.
Een aanverwante term is 'Randkluft': wanneer het gletsjerijs in contact is met een rotswand, kan dit ijs door de hogere temperatuur (van de door de zon verwarmde rots) smelten, waardoor er ruimte ('een scheur') ontstaat.
Blauw ijs
Het blauwe ijs van een gletsjer is gedurende honderden jaren ontstaan, doordat de op de gletsjer gevallen sneeuw door de druk van bovenliggende (later gevallen sneeuwlagen) zodanig is samengeperst, dat nagenoeg alle lucht tussen de ijskristallen is verdwenen. De grootte en de helderheid van de ijskristallen neemt daardoor toe en veroorzaakt de blauwe kleur*. Door absorptie van rood, oranje, geel en groen licht blijft licht in de kortere golflengten blauw en violet over.
* In sommige bronnen wordt het ontstaan van de blauwe kleur (onterecht) toegeschreven aan de zogenaamde Rayleigh-verstrooiing (Rayleigh scattering).
* In sommige bronnen wordt het ontstaan van de blauwe kleur (onterecht) toegeschreven aan de zogenaamde Rayleigh-verstrooiing (Rayleigh scattering).
Crevasse (gletsjerspleet)
Een diepe scheur of breuk in een ijsmassa. Deze wordt meestal veroorzaakt door de werking van het bewegende ijs. Kenmerkend voor een crevasse zijn de (bijna) vertikale 'wanden' van de gescheurde ijsmassa.
Het Engels kent ook het woord crevice: een scheur of breuk in gesteente.
Het Engels kent ook het woord crevice: een scheur of breuk in gesteente.
Dood ijs
'Dood ijs' ontstaat wanneer het ijs smelt en de actieve gletsjer zich terugtrekt. Brokken ijs die voor de gletsjer blijven liggen (dood ijs) vormen een depressie, ook als het ijs gesmolten is. In het Engels worden deze depressies 'kettle holes' genoemd. Het Duits spreekt van een 'söll' of 'toteiskessel'. Wij kennen ook de term doodijs ketel.
De Skaftafellsjökull (links op de foto) trekt zich langzaam terug. Het dood ijs in de depressies voor de tong van de gletsjer is zo goed als weggesmolten.
|
Drumlin
Een drumlin is een door een gletsjer gevormde langgerekte heuvel. De drumlin ligt in de lengterichting parallel met de richting van het schuivende gletsjerijs. Drumlins kunnen tot meer dan 50 meter hoog zijn en tot een kilometer lang. Vaak komen ze voor in groepen van gelijkvormige, even grote en in dezelfde richting georiënteerde heuvels. Deze zogenaamde drumlinvelden kunnen wel duizenden drumlins rijk zijn. Drumlins zijn vaak opgebouwd uit lagen morenemateriaal, die door de gletsjer over elkaar heen werden afgezet over een harde kern, die gevormd kan zijn door een uitstekend stuk gesteente of een morene. Drumlin is afgeleid van het Iers-Gaelisch: droimnín, en betekent een langgerekte heuvel.
Esker (smeltwaterrug)
Een esker of smeltwaterrug is een (langgerekte) heuvel in het landschap of onder de grond, die is veroorzaakt door stromend smeltwater onder een ijskap of een gletsjer in een soort smeltwatertunnel. Door het water is grindrijk zand afgezet. Na het afsmelten van de ijskap bleef dit zandlichaam over. Soms zijn de resten van de esker zijn zichtbaar als koppen in het landschap. In de ondergrond is het systeem meestal nog min of meer aaneengesloten.
Evenwichtslijn
De evenwichtslijn of sneeuwfirnlijn geeft de scheiding aan tussen de accumulatiezone en de ablatiezone. De sneeuwfirnlijn verplaatst zich gedurende de zomermaanden langzaam omhoog en komt rond de maand oktober (april op het zuidelijk halfrond) tot stilstand. De ligging van de evenwichtslijn komt dan overeen met de witte sneeuwlijn aan het eind van de zomer (de waarneembare grens op het gletsjeroppervlak tussen eenjarige witte sneeuw en meerjarig oud gletsjerijs). Bij een stijgende evenwichtslijn verliest een gletsjer uiteindelijk zijn firnveld of accumulatiegebied.
De evenwichtslijn wordt ook wel sneeuwfirnlijn genoemd. In het Engels spreekt men van Equilibrium Line Altitude (ELA). In Noorse bronnen heet deze lijn: Likevektslinje.
Rechts: Tekening op een informatiebord aan de Kystriksveien FV.17, de kustroute, die langs de westkant van Saltfjellet-Svartisen voert, en hier de Engabreen.
Nunatak = boven het ijs uitstekende bergtop/rotspunt
Breplatå = gletsjerplateau, firnbekken Likevektslinje = evenwichtslijn Bresprekker = scheuren/spleten in het gletsjerijs Brearm = gletsjertong Breelvdelta = delta(monding) van de gletsjerrivier Linksonder op de tekening is aangegeven, tot waar de tong van de gletsjer in 1750 reikte. De gletsjer is nu meer dan 2300 meter teruggetrokken.
|
Firn
Een massa bestaande uit (korrelige) sneeuw en ijs, die ontstaat door het beurtelings ontdooien en bevriezen van de bovenste sneeuwlaag in een firnbekkens. In de winter komt er een verse laag sneeuw terecht in het firnbekken. De onderliggende lagen (uit voorgaande winters) verdichten met toenemende diepte door de druk tot wit gletsjerijs. Nog dieper is de druk zo hoog dat er een plastische ijsmassa ontstaat: blauw gletsjerijs.
Het woord firn is afkomstig uit het Duits en betekent 'oude of eeuwige sneeuw'. |
Naarmate de druk door bovenliggende sneeuw- en ijslagen toeneemt, wordt het ijs blauwer van kleur. Austerdalsbreen, Noorwegen (VRS4270).
|
Firnbekken
Een komvormig deel in het gebergte, omgeven door steile bergwanden en scherpe rotspieken waar vers gevallen sneeuw zich ophoopt en zich uiteindelijk door druk kan verdichten tot blauw gletsjerijs. Andere namen voor firnbekken zijn cirque en karen.
Gletsjerfront
Het uiteinde van de gletsjer, de gletsjertong, wordt gletsjerfront genoemd.
Gletsjerrivier
Een rivier, die in hoofdzaak smeltwater van gletsjers afvoert. Dit type kent een vrij regelmatig regiem, met de laagste afvoer in de winter. Vergelijk met: regenrivier en gemengde rivier.
Grondlijn
De ijsdikte van een richting zee of oceaan schuivende gletsjer neemt zeewaarts af. Uiteindelijk komt het ijs in contact met de zeebodem en zeewater. Daar waar de onderzijde van het gletsjerijs in contact komt met zeewater, bevindt zich de grondlijn (Engels: grounding line. Het is aannemelijk, dat met de opwarming van de aarde, de temperatuur van het zeeijs hoger wordt, waardoor gletsjerijs afsmelt. De grondlijn verschuift zo richting de oorsprong van de gletsjer.
Vereenvoudigde weergave van de grondlijn van een kalvende gletsjer. Bron: AntarcticGlaciers.
|
Grondmorene
Grondmorene bestaat uit keileem, een mengsel van klei, leem, zand, grind en grotere keien. Grondmorenes worden aan de onderkant van ijskappen of gletsjers gevormd en hebben daardoor dezelfde tongvorm als de gletsjer zelf. Bijna overal waar gletsjers zijn geweest, blijft keileem achter. De kleur van grondmorene kan licht-, donkergrijs of roodbruin zijn, afhankelijk van de samenstelling van het materiaal. Zie verder bij morene.
Door erosie van het klif bij Oudemirdum wordt de keileem zichtbaar. De rode kleur wordt veroorzaakt door het geoxideerd ijzer in de keileem.
|
Kame
Een kame is een onregelmatig gevormde heuvel, bestaande uit zand, grind en ander morenemateriaal, dat zich ophoopt in een depressie in het terrein van een terugtrekkende gletsjer. Kames worden vaak geassocieerd met doodijsgaten of ketels.
Koude gletsjer
Een koude gletsjer is een gletsjer waarvan het ijs minimaal kouder is dan -0,5° C en kan temperaturen hebben tot meer dan -60° C. (Engels: cold glacier).
Zie ook: warme gletsjer.
Zie ook: warme gletsjer.
Morene
Morene is door schuivend ijs van een gletsjer of ijskap gevormd afbraakmateriaal, zoals puin, grind, waarbij duidelijk herkenbare 'ruggen' in het terrein zijn ontstaan. Morenes kunnen in omvang verschillen: van tientallen meters hoog en kilometers lang tot kleinere van slechts een paar meter hoog en enkele tientallen meters lang. Het sediment dat door een gletsjer wordt afgezet, wordt ook morene genoemd.
In hoofdzaak onderscheiden we:
Rechts: Het eindmorene materiaal van de Erikbreen vormt een soort 'zeedijk' in het Liefdefjord. Kijk hier voor meer foto's van de Erikbreen.
|
Middenmorene op de Skaftafelljökull gletsjer.
|
Névé
Gedeeltelijk gesmolten en samengedrukte (recent) gevallen sneeuw met een dichtheid van tenminste 500 kilo per kubieke meter. De névé die het smelten in het zomerseizoen 'overleeft', verandert in firn en wordt uiteindelijk gletsjerijs.
Nunatak
Een bergtop (of een scherpe rotspunt) die uitsteekt boven een gletsjer of ijsveld. Door verwering, de lage temperatuur en de harde wind zijn deze toppen over het algemeen hoekig en scherp. De term is afkomstig uit het Inuït: Nunataq.
|
Spitse bergen van Svalbard steken boven de sneeuw, het ijs én de wolken uit.
|
Polythermische gletsjer
Een polythermische gletsjer is een gletsjer waarvan het ijs vanaf een zekere diepte op het smeltpunt ligt. Vergelijk met een koude- en warme gletsjer.
(Engels: polythermic glacier).
(Engels: polythermic glacier).
Sandr (Spoelzandvlakte of spoelzandwaaier)
Een sandr is een waaiervormige afzettingsvorm, die door een ijskap of gletsjerfront is gevormd. Een sandr bestaat uit fluvioglaciale (ook wel: glaciofluviale) sedimenten, die door smeltwater van het ijs zijn aangevoerd.
Het woord sandr is afgeleid van het IJslandse woord 'sandur'. In het Engels spreekt men van een outwash plain. Rechtsboven: Het “prototype” van de sandr is de Skeiðarársandur, langs de zuidoost kust van IJsland, met een oppervlakte van 1.300 vierkante kilometer. Deze sandr, hier gefotografeerd op het grote reliëfmodel in het stadshuis van Reykjavík, ligt tussen de Vatnajökull en de zee. Kenmerkend zijn de vele vlechtende stroomgeulen op de sandr.
Rechts: Op IJsland zijn enkele uitgestrekte sandrs te vinden. De sedimentatie is daar vooral gekoppeld aan zogeheten 'jökulhlaups', overstromingen, veroorzaakt door vulkaanuitbarstingen onder de ijskap. De hitte die bij een vulkaanuitbarsting vrijkomt, zorgt ervoor dat zeer snel, zeer grote veel gletsjerijs smelt. Dit smeltwater stroomt in een vloedgolf naar de zee, waarbij sediment achter wordt gelaten. Op de foto de meanderende Hólsa rivier, die de Landeeyjasandur doorsnijdt.
|
Serac
De term serac is afkomstig van het Zwitserfranse Sérac en wordt gebruikt voor een min of meer vrijstaande ijsmassa, die veelal is ontstaan door elkaar snijdende gletsjerspleten (crevasses).
Smeltwater tunnel
De maquette in het bezoekerscentrum van het Nordland Nasjonal Park, bij Storjord, laat het laagstliggende deel van een smeltende gletsjer zien. Een gletsjer beweegt mee met het klimaat: terwijl het ijs groeit, duwt het een richel van morenemateriaal voor zich uit en omhoog (en vormt zo de eindmorene). De afstand maakt duidelijk, dat het ijs bij elke opmars niet zoveel groeide. Smeltwater stroomt vanonder het ijs door een gletsjertunnel in het meer voor de gletsjer (VRS5231).
Het smeltwater is door de de twee eindmorenen gebroken en stroomt weg in het meer voor de gletsjertong. Rechts zie je de eindmorenen in dwarsdoorsnede voor de gletsjer (VRS5229 en VRS5232).
Landschapsvormen achtergelaten door een terugtrekkende gletsjer, getekend door Luis María Benítez, 22 maart 2009. Link naar originele afbeelding: Receding glacier-en.svg. Voor nadere uitleg van de begrippen gebruik je het gletsjer woordenboek gebruiken.
|
Warme gletsjer
Een warme gletsjer bestaat uit ijs dat van boven tot onder op het smeltpunt ligt (ongeveer 0 °C, maar afhankelijk van de heersende druk). (Engels: temperate glacier).
Zie ook: koude gletsjer.
Zie ook: koude gletsjer.