Nederland na de ijstijd
In het Pleistoceen werd het gebied waarin het huidige Nederland ligt, een aantal malen met een dikke ijslaag bedekt. Gedurende het Saalien (Saale-glaciaal) werd de noordelijke helft van on land door het ijs bedekt. In de laatste ijstijd, het Weichselien (Weichsel-glaciaal), was dat niet het geval.
De ijsvlakte van de Tommelbreen aan de oostkust van het Ny-Frieslandet op Spitsbergen geeft een goede indruk van het landschap van Noord-Nederland in het Saalien. Op de oneindige ijsvlakten zochten smeltwaterrivieren een weg en was het ijs op de meeste plekken bedekt met een laag fijn zand. Enige vorm van begroeiing ontbrak.
|
Indeling van het Midden- en Laat-Pleistoceen. De lichtblauwe kleur in de onderverdeling stellen de koudere periodes (glacialen) voor, de andere de warmere periodes (interglacialen).
Noord-west Europa onder het ijs gedurende de laatste twee glacialen. Bron:De Grote Bosatlas 55e Editie, kaarten GB71A en B.
|
Op de foto is globaal de maximale uitbreiding van het landijs tijdens de laatste twee ijstijden, de Weichsel- en Saale-glacialen, weergegeven. Foto: National Geographic MapMaker Interactive, 2020. Bronnen: Nederland tijdens de ijstijden, (www.geo.vu.nl); De Grote Bosatlas 55e Editie, kaarten GB71A en B.
Landschap na het ijs
Gedurende het Pleistoceen veranderde het klimaat voortdurend. Warmere en koudere perioden wisselden elkaar af. Tijdens koudere perioden van het Pleistoceen, met name in het Weichselien en het Saalien, bedekte een steppelandschap vrijwel het hele noordelijk halfrond. Het was echter geen steppelandschap zoals we dat nu op een aantal plaatsen op de aarde aantreffen. Meest kenmerkende aan het landschap was wel het ontbreken van bomen. Daarvoor was het te koud. Hooguit groeiden er struiken. Tot de overheersende plantensoorten behoorden grassen, zegge, kruidachtige planten, dwergberk en poolwilg. Recent gepubliceerde studies op basis van pollenonderzoek in permafrost-gebieden tonen dat kruidachtige planten tijdens de laatste ijstijd tot 63% van de flora innamen met daaronder soorten als weegbree en chrysanthemum. Ongeveer 27% van de vegetatie bestond uit grassen.
In tegenstelling tot de noordelijke toendra, heersten er in grote delen van dit steppelandschap lichtomstandigheden van de gematigde breedten, waardoor een soortenrijke en vooral voedselrijke vegetatie kon ontstaan. De nabijheid van grote gletsjers bracht de vorming van hogedrukgebieden met zich mee, die het gebied een relatief hoog aantal zonuren bezorgden.
Deze bijzondere vorm van steppe wordt aangeduid als steppetoendra of mammoetsteppe. We zullen hier verder de naam mammoetsteppe gebruiken.
In tegenstelling tot de noordelijke toendra, heersten er in grote delen van dit steppelandschap lichtomstandigheden van de gematigde breedten, waardoor een soortenrijke en vooral voedselrijke vegetatie kon ontstaan. De nabijheid van grote gletsjers bracht de vorming van hogedrukgebieden met zich mee, die het gebied een relatief hoog aantal zonuren bezorgden.
Deze bijzondere vorm van steppe wordt aangeduid als steppetoendra of mammoetsteppe. We zullen hier verder de naam mammoetsteppe gebruiken.
De grond is gedurende het hele jaar tot op grote diepte bevroren. In de zomer ontdooit alleen het bovenste deel van de grond en kunnen er planten groeien, zoals hier op de voorgrond te zien is. In het midden van de foto is grond weggespoeld, waardoor het ijs in de permafrostlaag zichtbaar wordt. Deze foto werd op 21 augustus 2017 gemaakt op de flank van de Büdelfjellet aan de oostkust van het Olav V Land, Spitsbergen.
Planten en dieren na het ijs
Het ecosysteem van de mammoetsteppe veranderde bij de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen in toendra-, taiga- en steppelandschappen zoals we die vandaag de dag aantreffen in Noord-Europa en de noordelijke delen van Rusland en Siberië.
De mammoetsteppe kenmerkte zich door een rijke flora en fauna met een grote variatie in soorten. Gedurende de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen vonden er grote veranderingen in plaats in zowel de planten- als dierenwereld. Op bepaalde plaatsen in de steppe was er een drastische afname van het aantal soorten. Sommige soorten verdwenen in z'n geheel. Daar waar diersoorten als het reuzenhert, de wolharige mammoet en wolharige neushoorn zich duizenden jaren aan de wisselende klimatologische omstandigheden hadden kunnen aanpassen, verdwenen ze niet alleen uit het landschap, maar stierven ze voorgoed uit. (In: "The collapse of the Mammoth Steppe ecosystem", J. Mol, A. Verpoorte, S. Bohncke, T. van Kolfschoten, A.N. Simakova, A. Yu. Puzachenko, I.B. Golovachev, P.A. Kosintsev, A.K. Markova, N.G. Smirnov(2008): Evolution of European ecosystems during Pleistocene -Holocene transition (24 - 8 kyr BP) pp. 556). |
De wolharige mammoet was het grootste zoogdier in het landschap van de mammoetsteppe. De Ijstijd, Naturalis, Leiden.
|
Het donkergrijs ingetekende gebied geeft het maximale verspreidingsgebied van de wolharige mammoet ten tijde van het Laat-Pleistoceen weer. De kaart is vervaardigd door R.D. Kahlke en gepubliceerd in het artikel "The Padul mammoth finds". Zie voor de complete referentie van dit artikel 'Bronnen en Media', onderaan deze pagina.
Die mening is ook toegedaan door Professor Brian Huntley (School of Biological and Biomedical Sciences van Durham University), is uitgestorven omdat er te weinig voedsel voor de soort beschikbaar was. Na de koudste periode van de laatste ijstijd, twaalfduizend jaar geleden, nam volgens het onderzoeksteam van Huntley de oppervlakte aan gras dramatisch snel af. De bevindingen van de onderzoekers (Judy R.M. Allen, Thomas Hickler, Joy S. Singarayer, Martin T. Sykes, Paul J. Valdes en Brian Huntley) werden in 2010 gepubliceerd in het artikel "Last glacial vegetation of northern Eurasia" in de "Quaternary Science Reviews".
Zij komen tot de conclusie, dat naarmate het klimaat veranderde, de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht door de hogere temperaturen toenam en bomen de kans kregen te gaan groeien. De toendra's veranderden langzaam maar zeker in bos, waardoor de mammoet gedwongen werd op zoek te gaan naar een nieuw leefgebied. Uiteindelijk kwamen de wolharige mammoeten circa 14.000 jaar geleden in Siberië terecht. Ongeveer vierduizend jaar geleden stierf de mammoet uit.
Zij komen tot de conclusie, dat naarmate het klimaat veranderde, de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht door de hogere temperaturen toenam en bomen de kans kregen te gaan groeien. De toendra's veranderden langzaam maar zeker in bos, waardoor de mammoet gedwongen werd op zoek te gaan naar een nieuw leefgebied. Uiteindelijk kwamen de wolharige mammoeten circa 14.000 jaar geleden in Siberië terecht. Ongeveer vierduizend jaar geleden stierf de mammoet uit.
Op basis van pollen-onderzoek van pollen gevonden in sedimenten op de bodems van meren en veengebieden, is deze kaart van vegetatiegebieden ten tijde van de maximale omvang van de ijsbedekking (rond 18.000 jaar geleden). De kaart is vervaardigd op basis van gegevens van Jonathan Adams in de QEN Atlas (N. Ray en J. M. Adams, 2001: A GIS-based Vegetation Map of the World at the Last Glacial Maximum (25,000-15,000 BP)-(23rd millennium to 13th millennium BC). Internet Archaeology 11.
Mammoetsteppe in beeld
Een uitgestrekte, nagenoeg boomloze, vlakte met in de zomer groene graslanden met bloeiende planten. Dat was de mammoetsteppe hier in Nederland. Het was er droog. Veel van het water op aarde was opgeslagen in enorme ijskappen en gletsjers, hierdoor lag de zeespiegel zo laag, dat de Noordzee niet bestond. De mammoetsteppe moest veel grazers voeden. Mammoeten alleen al aten 250 kilo gras en andere planten per dag.
Op de vijfde verdieping van het Naturalis - Biodiversity Center in Leiden geeft een groot diorama een goede indruk van het landschap van de mammoetsteppe en planten en dieren in het gebied van wat nu Nederland is. Klik hier voor Dieren op de Mammoetsteppe.
Naast de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius) graasden ook andere grote zoogdieren zoals de wolharige neushoorn (Coelodonta antiquitatis), de muskusos (Ovibos moschatus), het rendier (Rangifer tarandus), de saiga (Saiga tatarica), maar ook de uitgestorven steppenwisent (Bison priscus) en wilde paarden van de ondersoort Equus ferus lenensis op de mammoetsteppe.
Rechts: De schedel van een muskusos (Ovibos moschatus) in het Natuurcentrum Ameland in Nes.
|
Na het ijs komen ook de mensen
In de Oude Steentijd (Paleolithicum) was het koud. Met een gemiddelde wintertemperatuur van -20 tot -30°C is het is bijna onvoorstelbaar, dat er in zo'n klimaat mensen konden zijn. Bovendien bood het ijstijdlandschap slechts beperkte mogelijkheden er een onderkomen te vinden en er een bestaan op te bouwen. Door de bijna altijd bevroren ondergrond konden er geen bomen groeien. Brandstof voor het maken van vuur was schaars en moet het moeilijk zijn geweest een beschutte woonplaats te vinden en te maken.
Om hier te kunnen overleven, was aanpassing noodzakelijk: kleding gemaakt van de huid van pelsdieren, de bouw van onderkomens met vuurplaatsen, waarbij botten als brandstof werden gebruikt, en het graven van "ijskelders" voor de opslag van vlees en botten in de permafrost. Gedurende de zomermaanden boden de planten en lage struiken voedsel in de vorm van bessen. In hoofdzaak was het de jacht, die de mensen in dit gebied in hun levensonderhoud voorzag. Verschillende groepen jagers hadden hun leven aangepast aan het gedrag van het groot wild. Ze trokken rond terwijl ze jaagden op standwild, of volgden de routes die de rendieren aflegden tijdens de seizoensgebonden trek. Rechts: Een met huiden bedekt raamwerk van takken en twijgen verschafte enige bescherming tegen de kou, wind en regen. Model in het Hunebedcentrum, Borger.
|
Aan het begin van de Oude Steentijd werd het warmer: de ijstijd was voorbij. De ijskappen, die het noorden van Europa bedekten, smolten. Het smeltende ijs zorgde voor een enorme zeespiegelstijging: ruim 70 meter in 3.000 jaar tijd! Ook de flora en fauna veranderden. De mammoeten verdwenen...
In de Nieuwe Steentijd (Neolithicum) stapten jagers-verzamelaars over op het boerenbestaan. Hutten werden boerderijen en nieuwe boeren veranderden het landschap: bos werden gekapt of verbrand en de eerste akkers werden aangelegd.
Lees meer over de Steentijd.
|
De jagers-verzamelaars bouwden verschillende soorten kampen, afhankelijk van het seizoen en de beschikbaarheid van voedsel in de buurt. Het is goed mogelijk, dat er hutten zijn gebouwd, waarin men lange tijd bleef wonen. De hoger gelegen zandruggen met bos en veel water in de buurt zorgde voor een aantrekkelijke woonplaats. Deze foto werd gemaakt in het Observeum in Burgum.
Wie waren hier die eerste mensen?
Deze 3 foto's zijn gemaakt in het Ijstijdenmuseum in Buitenpost.
Onze verre voorouders. Links: Ijstijdenmuseum Buitenpost. Midden en rechts: Hunebedcentrum, Borger.
Bronnen en media
Nederland tijdens de ijstijden, geo.vu.nl
The collapse of the Mammoth Steppe ecosystem, J. Mol, A. Verpoorte, S. Bohncke, T. van Kolfschoten, A.N. Simakova, A. Yu. Puzachenko, I.B. Golovachev, P.A. Kosintsev, A.K. Markova, N.G. Smirnov(2008): Evolution of European ecosystems during Pleistocene -Holocene transition (24 - 8 kyr BP) pp. 556).
Neanderthalers in Fryslân, achtergrondinformatie bij de expositie, Lammert Postma en Jan F. Kloosterman, uitgave van Stichting Ijstijdenmuseum, Buitenpost, 2008. (geen ISBN).
De Midden-Steentijd in Fryslân, Jager-verzamelaars aan de oevers van het Burgumer Mar, Marcel Niekus en Yuri van Koeveringe, Unipers Uitgevers, Hoorn, 2018. (ISBN 9789087410360).
Doggerland - Verdwenen Wereld in de Noordzee, L.Amkreutz en S. van der Vaart-Verschoof, Sidestone Press, Leiden, 2021, (ISBN 97889464260076).
websites:
|
In de GeoGraphixs mediatheek:
|